Cognitieve gedragstherapie, wat is dat?

Wat is cognitieve gedragstherapie? Gedragstherapie is een manier om verschillende soorten psychische klachten op te lossen door het analyseren en modificeren van ongewenst gedrag en het om te buigen in constructief gedrag. Cognitieve gedragstherapie is de meest bekende vorm van gedragstherapie en wordt wereldwijd veel gebruikt.

Gedragstherapie

De therapie komt voort uit de gedragspsychologie, die weer een deel is van de psychologie als geheel. Psychologie kun je op twee manieren beschrijven, namelijk ten eerste het bestuderen van de menselijke ziel, dus het innerlijk, en ten tweede het bestuderen van het gedrag van mensen en dieren. Gedragspsychologie valt onder het laatste en houdt zich dus niet bezig met het bewustzijn en de geest. Gedragstherapie houdt zich uitsluitend bezig met meetbaar en waarneembaar onderzoek naar het gedrag van dieren en mensen. Gedragstherapie in zijn oorspronkelijke vorm was bedoeld als “ een therapeutische werkwijze om gedrag en gedragsverandering via therapie te begrijpen en een techniek om om constructieve wijze gedrag te veranderen.” Therapeuten gebruikten de methode vooral bij angstklachten, zoals fobieën, paniekaanvallen en de gegeneraliseerde angststoornis. De kern van gedragstherapie is de stimulus-respons gedachte, en het doel ervan is om het ongewenste gedrag of gevoel dat voortvloeit uit een bepaalde stimulus te laten verdwijnen door de stimulus te koppelen aan ander, wenselijker gedrag. De gedachte is om positief gedrag te belonen en bekrachtigen, en daar meer op te letten dan het ongewenste gedrag. Het is dus een beloningssysteem zonder het element van straf.

Wat is cognitieve gedragstherapie?

Het komt veelal voor dat bepaalde aspecten en methoden van gedragstherapie gecombineerd worden met andere therapievormen. Zoals met name CGT, ofwel cognitieve gedragstherapie. CGT is de meest gebruikte en best onderzochte therapievorm en is op grote schaal toegepast bij vele psychische klachten. Waar gedragstherapie in zijn zuivere vorm vooral effectief bij het behandelen van angstklachten en fobieën, daar is CGT bruikbaar voor veel meer psychische stoornissen en klachten, zoals depressie, burn-out, persoonlijkheidsproblematiek, verslavingen, leerproblemen, emotieregulatie, psychose en bipolaire stoornis en ga zo maar door…

Cognitieve gedragstherapie is kortdurend en relatief weinig intensief, waardoor deze ook betaalbaar is. Vroeger lag je jarenlang bij een therapeut op de bank, nu kun je in tien sessies al veel bereiken. Dat is dan ook de verdienste van de gedragstherapie. Je zou kunnen stellen dat CGT veel meer mensen kan helpen een redelijk eenvoudige manier en zonder dat het de maatschappij heel veel kost.

Hoe werkt cognitieve gedragstherapie?

Een cognitief gedragstherapeut zal beginnen met het in kaart brengen en opschrijven van de gedachtes, overwegingen, normen, opinies en emoties van de patiënt. Vervolgens leert de patiënt deze te toetsen. Hierbij gelden twee principes, namelijk het waarheidsbeginsel en het nutsbeginsel. Het waarheidsbeginsel houdt in dat de patiënt zijn of haar gedachten toetst aan de realiteit. De therapeut stelt hierbij de vragen: “is het waar wat ik denk?” “is het logisch?” “is het aannemelijk? Meestal schrijft de patiënt dit op in een dagboek of binnen een schema. Het tweede principe is het nutsbeginsel, waarbij de vraag is of de gedachte bruikbaar is of niet, als individu, maar ook in relaties met anderen of in bepaalde situaties.

Vaak gebruiken gedragstherapeuten van een schema, ook wel ‘de vijf G’s” genoemd, om de patiënt te leren kennen. De vijf G’s staan voor gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg.

Bij de gebeurtenis zijn de vragen wat er is gebeurd, waar het is gebeurt en met wie belangrijk. Vervolgens komt de vraag aan de orde wat de gedachten van de patiënt waren. De derde G is de vraag wat voor gevoel de patiënt voelde bij de gebeurtenis en de vierde is de vraag wat voor gedrag hierop volgde. De laatste vraag is naar het gevolg van al deze factoren en wat de uitkomst was van het gedrag van de patiënt. Daarna wordt gekeken of dit gedrag wenselijk was of een gevolg van onaangepaste patronen en conditioneringen die doorbroken moeten worden. Ook hier wordt gewerkt met gedragsexperimenten in het dagelijks leven van de patiënt. Gebaseerd hierop krijgt deze passende (schrijf)oefeningen mee om het geleerde nieuwe gedrag eigen te maken.